» » » Yvan De Maesschalck over De verzwegen Boon van Pol Hoste

Yvan De Maesschalck over De verzwegen Boon van Pol Hoste

Paul Gustaaf Hoste en de slagschaduw van Louis Paul Boon
Yvan De Maesschalk over De verzwegen Boon van Pol Hoste
Boelvaar Poef (2011/1), pp. 107-114

Is het vreemd om het eerst uitvoerig over het eerste hoofdstuk van een boek te hebben?
Vreemd maar niet ongewoon, want het komt me voor dat inleidende bladzijden meestal pas achteraf begrijpelijk worden. Na lectuur van het hele boek, of toch van het laatste hoofdstuk. En dus herlees ik het eerste hoofdstuk met in mijn achterhoofd verwarde herinneringen aan het laatste, waarin Hoste ‘te voet van Aalst naar’ zijn ‘schrijfkot in Gent’ terugkeert, voorgoed verdwaald in de in vele deelvragen uiteenvallende hoofdvraag wie Louis Paul Boon ‘werkelijk’ was en waarop hij nu het boek af is ‘nog altijd geen antwoord’ heeft gevonden (p.161). Toch zinderen bij mij vooral de volgende zinnen na die hopelijk kunnen gelden als een antwoord: “En terwijl het zoveelste onderwerp door uw hoofd schiet merkt ge dat het met het vorige niets te maken heeft. Uw eigen geschiedenis herdenken is het enige waartoe ge in staat zijt om Boon te herdenken’ (p.161).
Hiermee is meteen gezegd dat het boek een zich even langzaam als behoedzaam sluitende cirkel vormt, waarvan Boon het aflijvige middelpunt uitmaakt.
(…)
Reikt het eerste hoofdstuk verder nog gegevens aan over hoe dit Boonboek te lezen valt? Een gebruiksaanwijzing of bijsluiter ontbreekt uiteraard, maar de verteller laat niet na een vraag te stellen die verregaande poëticale implicaties heeft: ‘Is het niet de betekenis die ons belet te verstaan wie we zijn?’ Iets verder brengt hij hulde aan het ‘onnodige’ en voegt eraan toe: ‘Het overtollige is zo schoon, het overbodige zo ontwapenend ontroerend, het onbegrijpelijke zo duidelijk’ (p.11). Hoe terloops beide geciteerde zinnen ook klinken, ze kunnen onder meer gelezen worden als een verwijzing naar het niet-utilitaire, autonome karakter van het boek, dat niet als een afspiegeling, laat staan biografie van een beroemd schrijver is opgevat, maar als een tekst die een esthetisch of stilistisch doel nastreeft.
(…)
Hoe spreekt een boek, dat van meet af aan een herdenkingsrede over Boon aankondigt maar die eindeloos uitstelt, uiteindelijk over Boon? Door te weigeren Boon zelf op te voeren, tenzij als een schim die even uit de onderwereld opduikt om Hoste kortstondig bij te staan? (…) Hoe zwijgt een boek dat zich aandient als een hommage aan Boon uiteindelijk over diezelfde Boon? Het antwoord zit verpakt in de brokkelige bedenkingen waarmee de hier sprekend opgevoerde personages elkaar bevragen.
(…)
Hoeveel langer kan ik nog stilstaan bij een boek dat zelf ter plekke trappelt en me stilaan de adem afsnijdt? Ik heb het gretig meer dan eens gelezen en er talloze fragmenten, subteksten, citaten, allusies in herkend die in vroeger werk van hem ook zijn opgenomen. Meer dan ooit blijkt dat Hoste een schrijver is van een heus oeuvre, dat aan één en hetzelfde boek weeft, blijft haken aan dezelfde motieven en hetzelfde verleden.