» » » » Bart Vervaeck over het proza van Pol Hoste

Bart Vervaeck over het proza van Pol Hoste







De uitvinding van het IQ en andere problemen van Pol Hoste
Bart Vervaeck in Parmentier 21/3 (september 2012)

“Wat Hoste steeds meer probeert en waarin hij vanaf High key (1995) ook glansrijk in slaagt, is literatuur maken van de gewone taal, het dialect, dat wil zeggen: het idiolect van de (Vlaamse) realiteit. Het experiment van Hoste dicht de kloof van Achternet [hoofdfiguur in Hostes De veranderingen]: de natuurlijke taal en de natuurlijke vertelwijze – met alle inconsequenties, tegenstrijdigheden, ontsporingen, onderbrekingen en inbreuken van dien – worden bij Hoste literatuur. Meteen omarmt, omgekeerd, het artificiële het natuurlijke. De gewone taal wordt literatuur en vice versa.”

“Logica is dan ook niet de ruggengraat van Hostes taal, integendeel: ‘Luister naar wat buiten de logica leeft,’ zegt een stem in High Key. Niet toevallig staat er ‘luister’, en niet ‘lees’. Een goede lezer van Hoste is een luisteraar, iemand met een oor voor de orale kwaliteit van deze literatuur. En vooral: iemand die beseft dat deze niet-logische taal veel dichter bij de realiteit staat dan de opgepoetste en geordende taal van het burgerfatsoen. Hoste hanteert een van de bekendste argumenten ter verdediging van complexe en experimentele literatuur: ze is een betere weergave van de realiteit.”

“Maar de opzet van Hostes werk is veel ruimer. Het zoekt een taal die, net als de werkelijkheid, voortdurend verandert en zich nooit laat vastzetten in een of andere sjabloon. Dat is het probleem van de taal die al lang bestaat voor de schrijver er is: je kunt niet anders dan de woorden van anderen gebruiken. De taal is er altijd al vóór jij er bent. Een probleem dat Hoste wil oplossen door al het andere van de taal te ontregelen en een volstrekt eigenzinnige taal te maken. (…) Hostes proza is in hoge mate poëzie, misschien zelfs ‘poésie pure’, al blijft die geëngageerd. Hoste wil de taal terugveroveren op politici, communicatie-experts, beleidsmakers en reclamemakers, die haar gebruiken als vehikel en werktuig voor hun boodschappen, zonder zich verder om de vorm en ideologie te bekommeren.”

“Dat zelfs poëtisch en muzikaal proza alle problemen niet oplost weet Hoste maar al te goed. Er is in al zijn werk een onmiskenbaar ironische ondertoon, soms lichtvoetig en grappig, soms scherp en kritisch. Een voorbeeld van de eerste versie: Hoste praat met de weduwe van Boon, hij heeft het onder meer over de poëtische kracht van het woord ‘arbeiderscontrole’ en over de muziek van een jazzcombo. ‘Excuseer mij,’ zegt mevrouw Boon. ‘Of gij ook iets te zeggen hebt dat de moeite waard is, weet ik niet. Ik zou het eens aan iemand moeten vragen.’ Waarop de ik-figuur reageert: ‘Mijn woorden, mevrouw Boon, […] mogen zinvol, zinloos of zinledig zijn, hun diuretische kwaliteit doet mij genoegen.’”

“De roman als verhaal dat ergens over gaat – bij voorkeur over de feiten – en dat ergens toe dient, dat is niet de roman die Hoste wil schrijven. En toch kun je evengoed zeggen dat al zijn romans ergens over gaan – zelfs over de feiten: ‘Het gaat om literatuur. Dus laten we bij de feiten blijven,’ zegt de verteller van Een dag in maart. Meer zelfs, al zijn romans dienen ergens toe. Ze tonen de meerzinnigheid en complexiteit van de dagelijkse feiten, maar ze doen dat niet door de gangbare (journalistieke, vertellende, filmische…) vorm van die feiten te imiteren. Ze zoeken een eigen, mondelinge, poëtische en muzikale vorm, en zo prikken ze de illusies van de realistische lezer door. De stereotiepe vorm van mimesis wordt verworpen. Hoste gebruikt het dialect niet om de clichématige werkelijkheidsillusie van de streekroman te bevestigen, maar om die te ontregelen. Geen hamer, de taal van Hoste, maar een naald of een speldenprik.”

> Het hele artikel is te lezen in Parmentier 21/3 (september 2012)
> Van Pol Hoste verschenen bij het balanseer De verzwegen Boon (2010) en 99 Van Flemish tot Catwalk (2012).