» » » » OVER Liederen van een kapseizend paard en Bloeiende Agatha

OVER Liederen van een kapseizend paard en Bloeiende Agatha

‘Private onderzeeërs’: Frank Keizer over Liederen van een kapseizend paard van Els Moors. Samplekanon, 30/12/2013. (een eerder versie van deze tekst werd voorgelezen tijdens de presentatie van de bundel in deBuren)

“De gedichten in Liederen van een kapseizend paard zijn evenwichtsoefeningen, in de taal en in de wereld. Dat wilde ik eerst schrijven, maar ik had het mis. Deze gedichten zijn geen beheerste pogingen, maar de instabiele samenkomst van taal, wereld en de plek die het eigen lichaam in die wereld inneemt. Een tijdelijk landschap. Zo geassembleerd dat het beweeglijk blijft. De gedichten balanceren dus niet op de rand, maar vliegen eroverheen, omdat de bestaande orde onaanvaardbaar is en bovendien niet geil. (…) Dit is poëzie van een hypersensitief, redenerend lichaam, dat zich een weg baant door de wereld en op de been probeert te blijven, zonder veel houvast. Het levert gedichten op die doorwrocht maar toch flexibel zijn. Weerbarstig noem je dat geloof ik. Het is een van de grote kwaliteiten van deze bundel. Ze is praterig, direct, meeslepend en complex tegelijk. Dat gaat veel verder dan het gebruikelijke parlando, dat vooral achtergrondmuziek is, zacht gereutel waarbij je in slaap valt. De ruis van Moors kruipt onderhuids, dringt zijn ritme aan je op, een ritme dat nergens binnen de perken blijft.” > lees de hele tekst op www.samlekanon.com

‘De vrolijke ontregeling van de poëzielezer’: Paul Demets over nieuwe bundels van Els Moors, Delphine Lecompte en Nachoem M. Wijnberg. De Morgen Boeken, 29/01/2014.

‘Haar poëzie werkt ontregelend, omdat de lezer zijn perspectief voortdurend moet bijstellen. Want Moors weet telkens weer te verrassen. Het beeldende vermogen en het genot om met taal te jongleren spatten in deze bundel van de pagina’s. (…) Dat Els Moors schrijnend lichtvoetige liedjes weet te maken van haar zoektocht, is indrukwekkend. Ze bevestigt hiermee dat ze een van de bijzonderste jonge vrouwelijke stemmen in het hedendaagse poëziekoor is.’

‘Buitenaardse verrukking en novemberachtige menselijkheid’: Koen Sels over Frank Vande Veire’s Bloeiende Agatha. deReactor, 22/01/2014.

“Porno speelt dan wel een belangrijke rol in het boek, en is er ook op structureel en stilistisch vlak de motor van, maar de horizon van het boek ligt ver voorbij de van alle geestelijkheid gestripte lichamelijkheid die de porno voorschotelt. De roman reikt namelijk naar de droom van een volledige en onvoorstelbare bevrijding, een droom waarop de pornografie allicht slechts een onbeholpen, zij het veelzeggend antwoord geeft. En dat maakt van Bloeiende Agatha vooral een filosofisch, spiritueel, religieus en, misschien nog het meest van al, hopeloos romantisch boek – of tenminste een boek dat gaat over die zaken, en hoe deze zich, via de taal, verhouden tot seksualiteit en genot.
(…)
Bijna alles in dit boek is meedogenloze kitsch en ijselijke parodie, tot walgens toe, en toch blijf je in de ban van Philippes drang naar complete onthechting. ‘Het is altijd door een grap dat men in iets duisters en verschroeiends terechtkomt’, zegt Philippe aan het begin van het boek. Aan het einde lezen we: ‘Plotseling ging mijn mondhoek trillen en trok scheef, alsof iemand met zijn lach mijn mond wilde openbreken, een lach die me niet zou toelaten te lachen, […], een lach die even ver verwijderd was van de vrolijkheid der mensen als de zweep van de tederheid die geliefden met elkaar bindt.’ Een vrolijke lach – of een traan, of esthetische genoegdoening – biedt deze roman ook de lezer niet. Maar juist omdat dergelijke emoties systematisch onmogelijk worden gemaakt, is Bloeiende Agatha een zeldzaam boek, waarbij je je tegelijk afvraagt waarom iemand het zou willen schrijven (of lezen), én moet onderkennen dat het belangrijk is dat het geschreven is (en gelezen wordt). In al zijn hopeloze abjectheid laat Bloeiende Agatha immers de vraag open of en hoe we ons verlangen anders kunnen organiseren, misschien wel in het licht van een ‘doordeweekse, novemberachtige menselijkheid’ die ruimte laat voor concrete, minder totalitaire vormen van genot.” > lees de hele bespreking op www.deReactor.org