Hans Demeyer over Practicum of het steriele schrijven van Willy Roggeman
De Leeswolf (2010/3)
In de jaren zestig en zeventig publiceerde Willy Roggeman met Het zomers nihil, Gnomon en De goddelijke hagedisjes enkele prozawerken die zich entten op het dagboek, maar daar tegelijk een afrekening mee waren. Waar een typisch dagboek een uitdrukking van het ‘ik’ wil zijn, is bij Roggeman de existentiële (en andere) inhoud ondergeschikt aan de artistieke expressie. ‘Het is een geheel van gesloten of open fragmenten dat door creatieve intuïtie en kritische controles werd gecomponeerd’, lezen we in Practicum of het steriele schrijven. Dit dossier van het onevenwicht, dat Roggeman schreef tussen 1981 en 1986 en dankzij het balanseer eindelijk publicatie kent, staat in deze traditie van Roggemangeschriften. (…)
Deze meer dan driehonderd pagina’s tellende tekst is enerzijds opgebouwd uit beschouwingen over de lichamelijke toestand, het problematische ‘ik’ en de eigen poëtica; anderzijds uit essaystische passages over literatuur (Kafka, Alain, maar ook Ter Braak en Reve), en kwesties als seksualiteit. Tot monotonie leidt dit nooit. Roggeman belicht dezelfde fenomenen immers vanuit telkens andere aspecten, waardoor hij de mogelijkheden van het bestaan en het schrijven altijd openhoudt.
Willy Roggeman schrijft literatuur waarvan het ‘engagement (…) buiten iedere sociale categorie valt’. Dat klopt. Roggeman heeft enkel een engagement met de kunst die door haar ‘semiotische multivalentie’ open en ‘waarheid creërend’ is. Wat Practicum dan ook is. Dat alleen al maakt het tot een boek van uitzonderlijke betekenis.
De volledige tekst is te lezen in De Leeswolf (2010/3)