» » » Hans Demeyer over oud en nieuw proza van C.C. Krijgelmans

Hans Demeyer over oud en nieuw proza van C.C. Krijgelmans

De literatuur van het verlangende lichaam. Nieuw (en oud) proza van C.C. Krijgelmans
Hans Demeyer in Ons erfdeel (2011/2)

De afgelopen vier jaar verschenen van C.C. Krijgelmans evenveel boeken als in de vijftig jaar daarvoor. Met het dunne boekje Messiah (1961) en de verhalenbundel Homunculi (1967) veroverde Krijgelmans meer dan terecht een plaats in Sybren Polets Ander proza (1978), diens bloemlezing van de experimentele literatuur. Vergezeld van een lofbetuiging door Hugo Claus verscheen in 1984 een verzameling van ietwat conventionelere verhalen in Spaanse vlieg! Daarna regeerde opnieuw de stilte tot de publicatie van twee thematisch en stilistisch verwante verhalenbundels: Tandafslag (2007) en Patogeen Halogeen (2009). De cirkel is voorlopig rond met de publicatie van De Hunnen (2010), een boek dat werd aangekondigd op het titelblad van Messiah en nu een lezerspubliek mag verwelkomen. Dit is te danken aan het balanseer, de uitgeverij die Kris Latoir oprichtte ‘uit verontwaardiging dat sommige steengoede schrijvers niet meer uitgegeven worden’, zoals hij in een krant liet optekenen. Dit mag een anachronisme zijn in tijden waarin uitgevers openlijk toegeven dat het hen gaat om verkopen, en niet om het opzoeken en verspreiden van literaire kwaliteit.
Het werk van Krijgelmans vond geen uitgever meer omdat het ‘te gewelddadig en te exuberant’ zou zijn. Daar is wat van aan. Er wordt nogal wat gemoord, versneden en anaal gepenetreerd in het werk van Krijgelmans. In het afschaduwlijk uit Tandafslag snijdt Petro zo met zijn mes, ‘zodat bij inplof en ronddraaierig in opschrikkend vrouwenvlees een grote wonding ontstond van dodelijke verstijving in Petro’s onderstel’. Uit het citaat mag blijken dat Krijgelmans ook de taal geweld aandoet. Hij creëert daardoor een suggestiviteit die de beschreven daden extra kracht bijzet. Krijgelmans’ taalbehandeling is dan ook niet vrijblijvend. Het (seksuele) geweld is dan weer geen loutere provocatie, net zo min als het een simpele omkering zou zijn van de dagelijkse moraal.
(…)
Aan het einde van De Hunnen stelt het hoofdpersonage vast dat er slechts ‘één werkelijkheid bestaat hier en maar één’, namelijk die van de ‘hunnen’. De kracht en relevantie van Krijgelmans’ werk bestaat erin dat hij de illusies van ‘hun’ en ‘onze’ werkelijkheid afbreekt. Op die manier creëert hij een nieuwe verhouding tot die werkelijkheid, zonder dat die overschaduwd hoeft te worden door het definitieve oordeel van de Dood.