‘Schroef de taal uit elkaar’, Janita Monna in Trouw (7 december 2013)
‘Blonk werkt in de traditie van dada. Voor zijn teksten schroeft hij de taal – woorden, verhaalstramienen, zinnen, gedichten – uit elkaar, als een elektronisch apparaat, om er vervolgens een heel nieuw ding van te componeren. Klank is daarbij leidend. (…) Klassiekers uit de Nederlandse poëzie krijgen bij hem een jazzy aanblik, zie de serie improvisaties op Leo Vromans gedicht “Demonologikaas”. Blonk husselt de lettergrepen ervan door elkaar (nooit lukraak, trouwens), wat nonsenstaal oplevert als : “reedgeligketatenwat”. En in “O sjangel” geeft hij een interpretatie van Koplands “Jonge sla”, uitgevoerd met meelevende stem, begeleid door snierende muziek (…). Blonks klankgedichten schudden de luisterconventies vaak bijzonder geestig op. (…) Een tweede Blonk is er in Nederland niet, “Klinkt” bevestigt dat weer eens.’
‘Gonzo’s oordeel’, (jn) over Klinkt in Gonzo #118 (november-december 2013)
‘(…) wanneer het gedicht klinkt in Blonks eigen uitvoering, leidt het tot waanzinnige uitspattingen in klank. Daarmee gaat Blonk voorbij aan de betekenis die gewoonlijk in woorden zit. Hij levert geen droge voordracht van de tekst, maar legt de nadruk op de klank. Het effect is daardoor vele malen sterker. Het doet denken aan Ezra Pounds motz el son, de relatie en samenhang van woord en klank. Pound baseerde zich op de troubadourtraditie waarbij gedichten nauw waren verbonden met de muzikale kwaliteit van taal. De troubadour had een muzikale drang die noodzakelijk was en doorwerkte in de tekst. Bij Blonk neemt de muzikale kwaliteit de overhand; de tekst staat in dienst van de klank. Het gevolg is dat daar soms verzonnen woorden voor nodig zijn. De taal maakt een metamorfose door en verwordt tot klank.’
> Lees ook de recensie van Lies Van Gasse in KnackFocus
> Meer over Klinkt