Bart Vervaeck over De Hunnen van C.C. Krijgelmans
De Leeswolf (2010/9)
Tussen 1954 en 1967 werkte C.C. Krijgelmans aan wat zijn magnum opus had moeten worden: De Hunnen. De proloog verscheen in 1961 onder de titel Messiah. Dat indrukwekkende debuut is een van de allereerste experimentele romans in de Vlaamse literatuur en haalt moeiteloos het niveau van Ivo Michiels’ Het boek Alfa (1963). Maar de grote beloften werden niet waargemaakt. De Hunnen bleef ongepubliceerd, afgezien van een viertal fragmenten in tijdschriften, en verdween in de mist van de literatuurgeschiedenis. Tot het manuscript in 2003 opnieuw opdook. Nu verschijnt het als derde werk van Krijgelmans bij het balanseer, in korte tijd uitgegroeid tot een van de interessantste uitgeverijen in Vlaanderen.
De Hunnen is geen historische roman over de rovende stammen die in de vijfde eeuw Europa overspoelden. Het boek vertelt wel de geschiedenis van een man. Op het moment van het vertellen staat hij met zijn rug tegen de muur – letterlijk tegen een gevel. Hij wacht op ‘de goede fee’, zijn gedroomde geliefde, en hij staat op één been. Het andere zoekt houvast tegen de muur. Hij wil niet met beide benen op de grond staan, want dan zou hij zijn zoals de doorsneemensen die hij aan de overkant van de straat bezig ziet. (…) Hij probeert ‘afscheid te nemen’, wil ‘herboren’ worden en tracht een moraal te ontwikkelen die gestoeld is op de erkenning (en niet de uitbanning) van het bloed en de drift (…) Uiteindelijk is er maar een uitweg: niets meer willen, niets meer bezitten. ‘En wanneer je helemaal niets meer bezit, behoort alles je toe en is de vrees een waardeloos iets geworden.’ De wanhoop en de leegte omarmen, dat is de moraal van het verhaal dat de ik-verteller doet.
Na meer dan veertig jaar wachten, zijn De Hunnen dan toch tot ons gekomen, en daar mogen we blij om zijn. De vijftig stukken prikkelend proza in dit boek vormen een overtuigend bewijs van Krijgelmans’ stilistische en structurele vernuft. Hij daalt af in de (on)bewustzijnsstromen van een man die twijfelt tussen geile levenslust en bittere doodsdrift. En hij doet dat met evenveel panache als zijn toenmalige kompaan, Ivo Michiels. Hoog tijd dus voor rehabilitatie, zoals ook blijkt uit de intelligente en informatieve inleiding van Sven Vitse.
De volledige tekst is te lezen in De Leeswolf